Programmatoelichting 2019-11-24 jubileumconcert

Programma Jubileumconcert 24 nov.2019

Hendrik Andriessen (1892-1981)
Kuhnau-variaties (1935)
Thema (moderato) – Grazioso ma tranquillo – Allegro con spirito – molto moderato e espressivo –
sostenuto e espressivo – grave e appassionato – allegretto con eleganza

John Rutter (1945)
Suite for Strings (1973)
A-roving – I have a Bonnet trimmed with blue – O waly waly – Dashing away

pauze

Wolfgang Amadé Mozart (1756 – 1791)
Bastien und Bastienne, ein Singspiel in einem Akt
und sieben Auftritte (1768)

Bastienne  – Sandra Siniväli, sopraan
Bastien  – Thomas de Bruijn, tenor
Colas  – Yonathan van den Brink, bas-bariton

Het geheel onder leiding van Marten Sijbrandij

Met dank aan:

Kees Limburg – begeleidende teksten
Riet Limburg – decor
Gerda van der Valk – controle op de regie
Leon Duynisveld – advies belichting

Hendrik Andriessen (1892-1981) was de zoon van Nico Andriessen, organist van de St Josephkerk in Haarlem. (Andriessen werd zelf ook organist en zou zijn vader opvolgen). Hij was de broer van componist Willem en beeldhouwer Mari Andriessen. Hij was vader van 6 kinderen (een vruchtbaar componist, zou Wim Kan hem noemen), waaronder de componisten Jurriaan, Louis en de onlangs overleden Caecilia. Bekend componist, en jarenlang directeur van het Haags conservatorium. Hij schreef 4 symfonieën, koorwerken, kerkmuziek, kamermuziek en liederen. Zijn bekendste werken zijn de Kuhnau-variaties voor strijkorkest, Ricercare voor symfonieorkest en de liederencyclus Miroir de peine.

Variations and Fugue on a theme by Johann Kuhnau
De componist hoorde een van zijn dochters een partita (no. 6 uit de “Clavier-Übung”) van Johann Kuhnau oefenen op de piano. Gegrepen door de eenvoudige maar zeer aansprekende melodie besloot hij er een serie variaties op te schrijven. De “Kuhnau”-variaties voor strijkorkest, voltooid in 1935, zijn sindsdien zeer populair gebleven. Veel Nederlandse orkesten hebben het stuk op hun repertoire, en het wordt door vele strijkorkesten, amateur zowel als professioneel, nog regelmatig ten gehore gebracht.
I. Thema – Moderato
Het thema: een opstijgende, dalende en weer stijgende melodie in de eerste violen, met een cellopartij die precies de andere kant opgaat. Deze regel wordt zeer zacht herhaald (let op het pizzicato in de contrabas, die hier verder zwijgt), waarna de tweede zin van het thema volgt, weer terug naar de eerste zin, zachtjes, en eindigend met een “picardische terts”, hier een A grote terts als slotakkoord van dit thema in a kleine terts, een stijlfiguur die in de tijd van Kuhnau en Bach gebruikelijk was. Kuhnau was de voorganger van Bach in Leipzig.
II. Grazioso ma tranquillo. We zijn in de twintigste eeuw, met een golfbeweging in de violen en pizzicato’s bij cello en bas. Maar keurig tonaal, wat in 1935 zeker niet meer vanzelfsprekend was.
III. Allegro con spirito. Een toonladdertje dat door het hele orkest loopt van celli tot eerste viool als start. Zowel in de harmonie als in de dynamiek zoekt Andriessen wat verdere oorden, maar bij het coda wordt alles weer rustig.
IV. Molto moderato e espressivo. Het begin van het thema uitgewerkt tot sonore harmonieën.
V. Sostenuto e espressivo. IJle tonen, die langzaam aanzwellen, dissonanten. Opnieuw beginnen; uit de blauwe lucht komt (laag op de cello) de kop van het thema tevoorschijn. Herhaling, naar fortissimo, maar weer een rustig slot met drie pizzicati.
VI. Grave e appassionato. Het thema in een verwrongen, zeer dramatische vorm, als inleiding op
VII. Allegretto con eleganza. De fuga, gestart in de alten. Een fuga was in de barok (en ook later wel) een veelgebruikte techniek. Een melodie keert in vele stemmen op verschillende toonhoogten terug en klinkt dan samen. De componist kan zijn technisch meesterschap botvieren, en, zoals Andriessen hier laat horen in zijn vierstemmige dubbelfuga, ook nog een prachtig klinkend resultaat verkrijgen. Bach was de absolute meester, maar vlak onze landgenoot niet uit! De fuga eindigt met een serene herhaling van Kuhnau’s thema, gevolgd door brede slotakkoorden (jawel, met picardische terts).

John Rutter (1945) is vooral bekend als koorcomponist. De Britse componist, organist en koordirigent maakte veel kerkmuziek, maar ook schreef en bewerkte hij kerstliederen en niet-religieuze werken. Hij is de oprichter van de Cambridge Singers, een inmiddels beroemd beroepskoor. In de hele wereld worden zijn werken uitgevoerd, en ook veel Nederlandse koren programmeren graag zijn composities. De Engelse koninklijke familie is fan, gezien de aanwezigheid van zijn muziek bij officiële gelegenheden, zoals bij recente “Royal Weddings”. Puur instrumentale muziek (voor brassband, strijkers, symfonieorkest) is maar een klein deel van zijn oeuvre.
De Suite for Strings uit 1973 is gebaseerd op vier oude volksliedjes:
I. A-roving (In Amsterdam there lived a maid, who was always pinching sailors’ pay), een “shanty” (zeemanslied) dat nogal expliciet vermeldt wat de zeeman met het meisje van plan is, alleen ervoor betalen, dat ziet hij niet zitten! A-roving betekent iets als “aan de zwier gaan”.
In de aanvang doet niets aan een volksliedje denken: rauwe akkoorden, weinig harmonieus, maar al snel kalmeert de zee en klinkt de (voor Engelsen) bekende melodie. Rutter introduceert nog een tweede thema (I sowed the Seeds of Love, een ander volksliedje), veel rustiger (de zeeman die het meisje probeert te versieren met liefdesbetuigingen?) en gaat met de twee melodieën wat aan de zwier (snelle loopjes in de violen!) maar de zeeman loopt aan het eind duidelijk kwaad weg.

II. I have a bonnet trimmed with blue (and I wear it where I can, going to the ball with my young man). Een Iers volksliedje, en ook deze “young man” blijkt zich op zee te bevinden!
Golvende geluiden in het begin. Doet denken aan het lachje van Dorabella uit Elgars Enigma variaties, alleen langzamer, misschien is het meer een treurige glimlach. De eerste violen spelen de melodie, waarmee we op het bal uit het liedje lijken aangekomen. Een soloviool snikt het even uit, maar er komt toch weer een lachje terug.

III. O waly waly. (when cockle shells turn into silvery bells, then will my love return to me). Ook in dit Schotse liedje weer een afwezige geliefde, en een schip. De titel betekent gewoon ach en wee, omdat die geliefde echt niet komt (als rozen groeien in de sneeuw, dan …)
Wederom mag een vioolsolo het verdriet introduceren, gevolgd door alle eerste violen. De celli zingen het na. Rutter moduleert naar een heftige emotie, die naar berusting lijkt te leiden (solo viool en altviool in canon, en een laatste vioolsolo naar ijle hoogte).

IV. Dashing away (with the smoothing iron). Ditmaal is een man aan het woord, die zijn aanbedene beschrijft die op maandag haar linnengoed wast en ze, na uithangen, stijven, strijken, opvouwen en luchten op de volgende weekdagen, op zondag weer draagt. Maar ondertussen is ze “dashing away”: ze rent voor hem weg! Wegrennen met het strijkijzer. Hier zijn de rollen dus omgedraaid.
Je hoort de violen aan het werk (aan de was?) in het begin. De melodielijn loopt door het orkest heen, begeleid door een langzame tegenmelodie. Wassen, uithangen, stijven, strijken, opvouwen, luchten, is het te horen? In elk geval geen kerkgang op zondag, het meisje rent voor die tijd weg!

Wolfgang Amadé Mozart (1756-1791) schreef zijn naam zelf nooit als Amadeus, behalve schertsend bedoeld. Zijn doopnamen waren Joannes Chrysostomus Wolfgangus Theophilus. Hij componeerde zijn eerste werken als vijfjarige, en werd toen Wolferl genoemd. De “operetta” Bastien und Bastienne, die hij op zijn twaalfde schreef, draagt al het KV-nummer 50. Hij had al een jaar eerder een opera geschreven (mogelijk zelfs twee). In totaal in de slechts vijfendertig jaar die hij leefde componeerde hij er meer dan twintig. Achter het libretto van Bastien und Bastienne zit een heel verhaal. Mozart stelde het zelf samen uit teksten van drie Weense toneelspelers (de meeste tekst is van Friedrich Wilhelm Weiskern), die de oorspronkelijk Franse tekst hadden vertaald in het Duits. Die Franse tekst (“Les amours de Bastien et Bastienne”) was weer afkomstig van een opera-parodie op “Le Devin du Village”, een operaatje van de filosoof Jean-Jacques Rousseau waarin Colas centraal staat, en de herders Colin en Colette heten. Die (serieus bedoelde) kleine opera had veel succes (werd zelfs bij het huwelijk van (de latere) Louis XVI en Marie-Antoinette uitgevoerd), wat door zijn naïveteit vroeg om een parodie. Mozart was zich zeker bewust van de ironische ondertoon van de tekst en de bedekte erotiek, ook al op die leeftijd. Hij was een wonderkind tenslotte!
Tot zover wat bekend is; de rest van de geschiedenis betreft overleveringen die misschien niet al te nauwkeurig zijn. De beroemde/beruchte arts Franz Anton Mesmer (die van de mesmerisatie, een nogal kwakzalverige behandelmethode) zou het werk besteld hebben voor een opvoering bij hem thuis. Of die ooit heeft plaatsgevonden is onbekend. Mogelijk heeft Wolfgang zelf het nooit horen uitvoeren. De eerst bekende uitvoering was pas in 1890.
Het verhaaltje is simpel: jongen heeft een ander, meisje zoekt hulp bij oude wijze man die haar aanraadt te doen alsof ze zelf een ander heeft, en na wat schermutselingen (en een toverspreuk) komt alles goed.
Mozart componeerde elf aria’s in half Franse, half Duitse stijl; twee duetten, een terzet (trio, maar dan voor zangers) en een accompagnato-recitatief, een ouverture en een tussenspelletje (Colas’ Eintritt). De teksten tussen de aria’s werden gesproken. Later zijn er recitatieven toegevoegd, maar in de versie van vandaag blijft er daar slechts één van behouden (plus het accompagnato-recitatief, nummer 14, dat wél door Mozart is gecomponeerd) en zijn er teksten in modern Nederlands, die door de spelers worden voorgedragen.

Bastien und Bastienne, Singspiel in einem Akt und sieben Auftritte
Intrada. Een wat naïeve melodie, die opmerkelijk lijkt op het openingsmotief van Beethovens Eroica (toeval; het is onwaarschijnlijk dat Beethoven deze ouverture ooit gehoord heeft, en die is geschreven twee jaar vóór Beethovens geboorte). De snelle intermezzootjes zijn al heel typisch Mozart!

Eerste scène
1. Aria. Bastienne vertelt ons dat haar vriend ontrouw is, en daar is ze doodziek van.
2. Aria. Bastienne zoekt troost bij haar lammetjes.

Tweede scène
3. Colas’ Auftritt. Strijkorkest. Een musette, zogenaamd plechtig maar eerder komisch. Colas treedt binnen bij doedelzak- of draailiermuziek.
4. Aria. Colas peinst voor zich uit dat toveren erg gemakkelijk is als een jongen verliefd is: je kunt zijn toekomstige geluk zo uit zijn verliefde ogen lezen.
Recitatief. Bastienne vraagt raad bij dorpswaarzegger Colas, die ze voor een magiër houdt. Ze heeft geen geld, biedt hem haar oorbelletjes, maar Colas wil liever een paar kusjes. Maar die
bewaart ze voor Bastien! Colas stelt haar gerust: Bastien houdt echt wel van haar, het is alleen de blingbling die hem in het kasteel aantrekt. Bastienne protesteert dat ze hem al genoeg sier heeft gegeven: met gouddraad doorweven linten voor hoed en stok, en bloemenkransen!
5. Aria. Bastienne vraagt zich af waarom Bastien, die haar eens een bloempje ontnam tot haar groot genoegen (wel wel, wat zegt ze daar nu?), zich laat verblinden door geschenken van iemand anders: ze heeft hem immers al boerderijen, velden en kudden gegeven?
6. Aria. Als Colas haar suggereert Bastien met gelijke munt te betalen zingt ze dat ze weliswaar net als die stadse lichte meiden gemakkelijk een minnaar zou kunnen vinden, maar dat ze trouw blijft aan Bastien, want de deugd, die woont ook in herdershutten.
7. Duet van Colas en Bastienne, waar Colas Bastienne op het hart drukt de raad die hij haar gaf (doen alsof ze niet meer van hem houdt en een ander heeft gevonden) ter harte te nemen. En dat belooft ze.

Derde scène
Colas spreekt in zichzelf: wat zijn ze toch naïef…

Vierde scène
8. Aria. Bastien bedankt Colas voor zijn wijze lessen, en vertelt dat hij spijt heeft en weer terugkeert naar Bastienne.
9. Aria. Bastien wil niet geloven wat Colas hem net heeft verteld: dat Bastienne een ander heeft. Want alleen van hem kan ze houden.
10. Aria. Colas zingt de toverformule waarmee Bastienne terug zal keren naar Bastien. Voor Bastien indrukwekkend klinkend, maar onzin. Alleen het laatste zinnetje in het Latijn is dat duidelijk niet: voor wat hoort wat, of de een voor de ander, is wel van toepassing hier!
Diggi, daggi, schurry, murry, horum, harum, lirum, larum, raudi, maudi,…….quid pro quo.

Vijfde scène
11. Aria. Bastien, na de toverij gerustgesteld, zweert alle verleidingen af bij het vooruitzicht Bastienne terug te krijgen.
Zesde scène
12. Aria. Bastienne doet alsof ze hem niet meer kent, hoewel haar hart in haar keel klopt. Ze zingt dat eens Bastien alleen maar van haar hield, en geen oog voor andere vrouwen had, al vielen ze in katzwijm als ze hem zagen, maar dat hij nu alleen voor anderen bestaat, en een flirt is geworden.
13. Aria. Ruzie. Bastien dreigt er met de barones vandoor te gaan, Bastienne schept op dat ze wel honderd mannen krijgen kan, Bastien zal door zijn geliefde onder goud en zilver bedolven worden, Bastienne hoeft omdat ze zo mooi is maar lief te doen in de stad om allerlei kostbaarheden te verwerven.
14. Recitatief. Bastien dreigt zich van kant te maken met een mes of zich op te hangen. Succes, zegt Bastienne. Hij gaat zich verdrinken in de beek. Veel plezier in het koude bad, is haar reactie.
15. Aria. Bastienne houdt het nog even vol. Ze zegt weer dat ze niet meer van hem houdt, Bastien loopt weg terwijl hij zegt dat als zij met een ander trouwt hem slechts de dood rest. Bastienne roept hem terug, maar lijkt zich weer even te bedenken. En dan komt de ommekeer: Bastien: maar als je zou willen… Bastienne: maar als je me nou weer liefste zou noemen… Waarop ze elkaar opeens de eeuwige trouw beloven. Magie, inderdaad.

Zevende scène
16. Terzet: Colas zegt: kinderen, de zonnige dag volgt op de storm: door mijn toverkracht zijn jullie weer bij elkaar gebracht. Geef elkaar de hand! Niets zal jullie nog deren.
Bastien en Bastienne bezingen samen Colas, door wiens magie ze nu verloofd zijn. Colas stemt in met hun lofzang, en daarmee eindigt het operaatje.

Sandra Siniväli is een jonge sopraan uit Estland. Zij begon haar studie zang in 2013 bij Ljudmilla Dombrovskaja-Keis in Tallinn. In 2017 studeerde zij af aan de Heino Eller Tartu Music School bij Viviane Kallaste. Nu studeert zij bij Catrin Wyn-Davies aan het Koninklijk Conservatorium Den Haag. Sandra trad op in Nederland bij Holland Opera en met het Haags Dameskoor. Daarnaast trad zij op als soliste in verschillende projecten van het Koninklijk Conservatorium. Sandra Siniväli werkte met dirigenten als Daniël Salbert, Michael Chance, Partick Ayrton en Dick Verhoef.

De Nederlandse tenor Thomas de Bruijn studeerde bij Hubert Delamboye. De Bruijn heeft gewerkt met o.a. Christophe Rousset, Pierre Audi, Lotte de Beer en Miranda van Kralingen. In 2017 maakte Thomas zijn debuut bij De Nationale Opera met de rol van 2de Ombre D’Inferno in de Madrigalen productie in regie van Pierre Audi. Bij Opera Zuid maakte de Bruijn zijn roldebuut in 2015 met de rol van Le Remondado in een jeugdproductie van de opera Carmen. De afgelopen jaren was hij ook te zien in het ensemble van Opera Zuid. In maart 2019 zong de Bruijn de rol van Tassilo in de operette Gräfin Maritza in het Stadsstheater Zoetermeer en de rol van Lyonel in de opera Martha tijdens het operafestival Kammeroper Schloss Rheinsberg (Duitsland). Ook is Thomas regelmatig op het concertpodium te vinden en zingt hij geregeld mee in het koor van de Nationale Opera.

De Nederlandse bas-bariton Yonathan van den Brink (1988) kreeg zijn eerste zanglessen van wijlen Marjanne Kweksilber. Hij behaalde zijn Bachelor en Master graden cum laude in Economie en Sociologie aan de universiteiten van York en UCL (London) in Engeland, waar hij ook actief was als altviolist.
In 2011 begon hij aan de opleiding zang aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, waar hij in 2017 afstudeerde bij Sasja Hunnego. Ook volgde hij lessen en masterclasses bij Margreet Honig, Peter Kooij en Michael Chance. Op dit moment heeft hij les bij Frans Fiselier.
Als kind draaide hij de kinderopera’s van Frank Groothof helemaal grijs en hij blijft dan ook een grote voorliefde voor opera hebben. Zo zong hij onder andere Commendatore en Masetto (Don Giovanni), Sarastro (Toverfluit) en Dulcamara (Elisir d’Amore). Voor het komende jaar staan onder andere gepland: de titelrol in Don Pasquale, Gaspar in Rita (beide van Donizetti) en Robert Boyle in de wereldpremière van Faster than Light, een opera over het leven van Isaac Newton.
Behalve opera zingt Yonathan ook graag cantates, oratorium en zelfs af en toe wat musical. Sinds 2016 is hij lid van het jonge operacollectief B.O.O.M.